In de gastcolumnrubriek Het Pleidooi dit keer een bijdrage van Mr. Esther Vroegh van Mesland & Vroegh Advocaten in Haarlem. Vroegh staat één van de drie Poolse verdachten bij van de Tilburgse taximoord. De topadvocate deed eerder de Snelkookpan-moord, de Purmerendse kindermoorden en stond de Hells Angels bij in de Acroniem-zaak.
De Tilburgse taximoorden
A.s. donderdag en vrijdag dient eindelijk de inhoudelijke behandeling van de moord op een taxichauffeur die op 9 oktober 2010 heeft plaatsgevonden in Kaatsheuvel. Na heel wat speurwerk zijn er de afgelopen maanden drie Polen gearresteerd, waaronder mijn cliënt.
Ogenschijnlijk lijkt dit een overval, zoals er zovelen worden gepleegd maar dan een met een dramatische dodelijke afloop. Echter, na overname van de vorige advocaat, en na grondige bestudering van het dossier viel mij een aantal zaken op.
Ten eerste zijn er geen goederen weggehaald, dus niet de (dure) taxi van het slachtoffer, noch zijn Iphone, zijn navigatie, geld of andere eigendommen. Dat is eigenaardig want inherent aan een overval is het feit dat er spullen van een ander worden weggehaald tenzij de dader(s) gestoord zijn. Maar daar blijkt niets van in het dossier, immers: er zijn geen ooggetuigen die kunnen verklaren wat er gebeurd is en wie ze gezien hebben.
Wat verder opvalt, is dat de eerst aangehouden verdachte, Adrian W. , zowel bij de Poolse autoriteiten als in het cellencomplex tegenover een undercover agent een volledige bekentenis aflegt.
Een undercover is een politieambtenaar die zich voordoet als celgenoot of zelfs als een maatje en lotgenoot en op deze wijze probeert informatie te verkrijgen en bewijs te verzamelen. Deze operaties zijn vaak riskant. Zeker in juridische zin. Want wanneer legt iemand in alle vrijheid een verklaring af en wanneer worden hem woorden in de mond gelegd of wordt hij uitgelokt om informatie prijs te geven?
In een officieel verhoor liggen die gevaren minder voor de hand omdat de verdachte dan ook formeel te kennen wordt gegeven dat hij het recht heeft om te zwijgen en geen medewerking te verlenen. De infiltrant mag een verdachte niet uitlokken en niet handelen in strijd met het Tallon-criterium en het provocatieverbod. Volgens justitie is dat natuurlijk niet gebeurd; de verdachte en zijn raadsman zullen daar waarschijnlijk anders over denken. De rechtbank zal zich over de moeilijke vraag moeten buigen wat de validiteit is van de bekentenissen van deze verdachte.
Vaststaat dat de drie verdachten in de taxi zijn ingestapt en die taxi op zeker moment hebben verlaten. Maar:
Wie heeft er geschoten en wie wisten van tevoren dat er een doorgeladen pistool in de auto voorhanden was?
Was er een gezamenlijk plan om de chauffeur van het leven te beroven en hebben een of meerdere verdachten daar uitvoering aan gegeven?
Of richtte dat plan zich enkel op het beroven van de taxichauffeur?
Maar waarom zijn de goederen dan niet meegenomen?
De officier van justitie zal ook zeker bepleiten dat degenen die wellicht niet geschoten hebben, zich in ieder geval niet gedistantieerd hebben van het gebeuren. Andere vraag is of de andere verdachte(n) de schutter hadden kunnen weerhouden van zijn dodelijke actie. De feitelijke en juridische vraag die de rechtbank zal moeten beantwoorden, is of het zich distantiëren van de moord c.q. doodslag überhaupt (praktisch) mogelijk was?
Al met al, ondanks de vreselijke ellende voor de familie, nabestaanden en collega’s van het slachtoffer, een feitelijk en juridisch interessante kwestie.
Wordt vervolgd……
Mr. Esther P. Vroegh