De impopulaire wietpas en de toename van straathandel

Weinig belangstelling voor de wietpas

In de gastcolumnrubriek HetPleidooi deze week de ‘coffeeshop-advocaat’ André Beckers van Beckers en Bergmans Advocaten in Maastricht. Zijn in Maastricht gevestigde praktijk richt zich voornamelijk op de cannabisbranche. In 1991 richtte de oud-commando en politieman een adviesbureau voor coffeeshops en growshops op. Als advocaat behandelt hij door het hele land voornamelijk zaken op het gebied van het strafrecht en het bestuursrecht. Beckers is lid van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten.

Beckers schrijft in zijn column over de nadelige effecten van de invoering van de wietpas. Rokers schrijven zich niet in, er lopen tal van rechtszaken tegen de overheid en de straathandel en overlast nemen toe.

‘Sinds 1 mei jl. gelden in de provincies Limburg, Noord Brabant en Zeeland nieuwe gedoogregels voor coffeeshops. Toegang mag nog uitsluitend worden verleend aan meerderjarige personen, die woonachtig zijn in Nederland en die zich als duurzaam lid van de coffeeshop laten registreren. Per jaar mogen maximaal 2000 lidmaatschappen per coffeeshop worden afgegeven. De coffeeshophouder moet de naam, de geboortedatum en de woonplaats van zijn leden registreren.

De plicht tot naleving van het besloten clubcriterium (B-criterium) en het ingezetenencriterium (I-criterium) blijkt uit de Aanwijzing Opiumwet. Daarin is door het Openbaar Ministerie duidelijk gemaakt onder welke voorwaarden wordt afgezien van strafrechtelijk optreden tegen coffeeshophouders, die formeel in strijd met de Opiumwet handelen door cannabisproducten te verkopen. Burgemeesters gebruiken dezelfde criteria bij het vaststellen van gemeentelijk

De straat op voor een joint?

coffeeshopbeleid.

Zolang coffeeshophouders handelen met inachtneming van dit beleid maakt de burgemeester geen gebruik van zijn bestuurlijke bevoegdheid een coffeeshop te sluiten. Coffeeshophouders verzetten zich tegen de handhaving van de aangepaste regels, omdat het ingezetenencriterium dwingt tot discriminatie en het besloten clubcriterium een aantasting is van de privacy van cannabisgebruikers.

Toepassing van het ingezetenen criterium is een vorm van verkapte discriminatie aangezien daar in de regel de buitenlander door  wordt getroffen. Uit het eerste artikel van onze Grondwet blijkt dat een ieder die zich op onze bodem bevindt recht heeft op gelijke behandeling. Op grond van dat uitgangspunt wordt in Nederland door buitenlanders probleemloos gebruik gemaakt van abortus en euthanasie. Het is echter mogelijk een inbreuk te maken op het recht op gelijke behandeling. Het moet dan gaan om de toepassing van een effectief middel, dat objectief gerechtvaardigd is om een bepaald doel te verwezenlijken.

Het tegengaan van 3,9 miljoen coffeeshopbezoeken per jaar in de gemeente Maastricht ter bestrijding van de daaruit voortvloeiende (verkeers)overlast is volgens de Europese rechter zo’n doel. Mag je ook buitenlanders discrimineren in

Beckers in de Checkpoint zaak (Terneuzen)

een gemeente waar nagenoeg geen sprake is van drugstoerisme? De inmiddels demissionaire regering vond van wel en kreeg voor dit standpunt voldoende steun in de Tweede Kamer.

In een civiele kort geding procedure bij de rechtbank te Den Haag en een bestuursrechtelijke spoedprocedure bij de rechtbank te Maastricht is geprobeerd de nieuwe criteria door de rechter buiten werking te laten stellen. Dat is niet gelukt omdat beide rechters de nieuwe criteria niet “onmiskenbaar onrechtmatig” en niet “voorshands evident onrechtmatig” hebben geacht.

De bestuursrechter liet weten dat de criteria dwingen tot het beantwoorden van diverse principiële rechtsvragen, maar dat dit in een bodemprocedure moet gebeuren zodat drie rechters zich in alle rust over de materie kunnen buigen. Bodemprocedures vergen doorgaans veel tijd.

Op dit moment zien we dat veel ingezetenen weigeren zich te laten registreren als lid van een coffeeshop. Zij vrezen voor aantasting van hun privacy. De overheid is er namelijk niet in geslaagd een duidelijk en eenduidig controleprotocol  neer te leggen.

Zo stelt de politie in Maastricht niet bevoegd te zijn de persoonsgegevens van leden van coffeeshops te controleren, omdat de politieambtenaar in de Opiumwet niet met toezicht is belast maar met opsporing. In Maastricht controleren gemeenteambtenaren de gedoogcriteria. In Tilburg is dat weer net andersom. Daar controleert de politie. Wat met de gecontroleerde gegevens gebeurt is onvoldoende duidelijk.

Het bewijs van ingezetenenschap kun je als lid alleen aantonen door een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie te tonen dat niet ouder is dan 4 weken. Degene die zich afvraagt of bij het aanvragen van een dergelijk uittreksel de privacy is gewaarborgd adviseer ik een blik te werpen op de bijgevoegde foto (wietpas) die is genomen in het gemeentehuis van Tilburg.

Inmiddels wordt duidelijk dat de weerstand tegen registratie erg groot is. Het aantal geregistreerde leden is zo bedroevend laag dat de eisen worden afgezwakt. In veel gemeenten hoeven geen uittreksels meer te worden bewaard, maar blijven de coffeeshophouders wel verantwoordelijk voor juiste naleving van de gedoogcriteria.

De coffeeshophouders verlangen dan vaker alleen een uittreksel van de houders van een buitenlands legitimatiebewijs. Het is de vraag of ze door deze aanpak de klanten weer terug naar de shop kunnen krijgen. De wiet die voor 1 mei 2012 in de coffeeshop € 10 per gram kostte, koop je nu voor € 6 op straat en is daar volop verkrijgbaar. Straatdealers

De prijzen buiten de shop zijn veel lager

betalen geen belastingen en dat maakt de handel aanzienlijk goedkoper.

Wat dit beleid de overheid uiteindelijk zal kosten aan meer handhaving en minder belastingopbrengsten blijkt pas over enkele jaren. Over de mogelijke gevolgen voor de volksgezondheid en de openbare orde zal ik het maar niet hebben. Wat mij betreft moet heel snel een einde worden gemaakt aan dit beleid.’

Mr Drs. André Beckers

Advocaat te Maastricht